Als zeiler roeiend in een wherry.
Naast zeiler ben ik ook roeier. En hoewel ik alleen recreatief roei, is dat al een stuk meer watersport dan zeilen in een comfortabel kajuitzeiljacht (om het maar niet te hebben over het daarmee varen op de motor of varen met een motorboot).
Daar staat tegenover dat ik roeien doorgaans maar een of anderhalf uur achter elkaar doe en zeilen weken achtereen. De reden dat ik hierover begin is dat het me een mooie gelegenheid lijkt om te vertellen hoe roeiers met andere watersporters te maken hebben (en omgekeerd).
Roeien is een wat merkwaardige sport, je zit namelijk omgekeerd in de boot en kijkt dus achteruit in plaats van vooruit, althans de roeier. De stuurman of -vrouw (als die er in zit) kijkt wel vooruit, al wordt met name bij wedstrijdboten het uitzicht van de “stuur” substantieel belemmerd door een stel gespierde mannen of vrouwen die precies in het zicht zitten (bij sommige roeiboten zit de stuur dan ook voorin). Nu heb je allerlei soorten roeiboten (ik laat de pieremachochels en opblaasbootjes even buiten beschouwing). Er zijn (in hoofdlijn) drie rompvormen. De wherry heeft een brede, relatief stabiele romp, één of twee roeiers, en een stuurbankje waarop twee personen naast elkaar kunnen zitten. Er zijn ook zeilwherries. Een C-boot heeft een ronde, smallere rompvorm en wordt geroeid met 1, 2, 3 of 4 roeiers. Een C1 is natuurlijk altijd ongestuurd, d.w.z. er zit geen roer op, je stuurt met je riemen, een C2 is soms wel en soms niet gestuurd, en een C3 of C4 is altijd gestuurd, daar zit een aparte stuurman of -vrouw in. Tenslotte heb je de ranke wedstrijdboten, met 1 (skiff) tot en met 8 roeiers. Ook hier komen zowel gestuurde als ongestuurde boten voor.
Alle roeiboten hebben het draaipunt van de riemen, de dol, buiten boord op stalen of kunststof riggers. Ook als er geen riemen in zitten, steken die dus uit. Een roeiboot wil je niet langszij hebben. Bij alle boten, behalve de wherry, zijn die riemen niet alleen nodig om te roeien maar ook voor de balans. Als je in een C-boot of smallere boot gaat zitten zonder riemen, sla je subiet om. Met de riemen in de riggers is een roeiboot breed. De roeiers kunnen de riemen niet intrekken, wel “slippen”. Dan leggen ze de riemen evenwijdig aan de romp. Het is dan natuurlijk moeilijk om in balans te blijven. Als een roeiboot plotseling moet stoppen, doen de roeiers dat door te “houden”. Ze houden dan de riemen stil met de bladen rechtop in het water. Als je de riemen laat slippen kan je niet houden. Als roeiboten op de grachten door een smalle brug moeten, komen ze daar slippend doorheen en kunnen ze de boot op dat moment dus niet stoppen.
Wat is nu lastig voor roeiers met betrekking tot andere boten? Allereerst golven. Mooi gelijk roeien gaat het beste op glad water, hoe meer golven hoe lastiger dat is, maar een beetje roeier kan daar wel mee omgaan. Hekgolven zijn echter een onregelmatige verstoring van verder redelijk vlak water. Dat is al een stuk lastiger, zowel voor de gelijkmatige roeibeweging als voor de balans. Hoge hekgolven lopen over de roeiboot heen, wedstrijdboten hebben een dicht voor- en achterdekje en een waterkering rond de kuip. C-boten zijn gewoon open. Ze hebben allemaal een heel laag vrijboord en je hebt zo een golf binnen. Ik werd laatst roeiend op de Amstel in een C2 opgelopen door een sloep. Die voer stevig door, al kan het best dat hij de toegestane maximum snelheid niet eens overschreed, en hij voer ook nog eens vlak langs ons. De eerste hekgolf liep nog redelijk onder ons door, maar de tweede hekgolf tilde onze achterkant op waardoor de boot van de golf af gleed en zijn punt in de eerste hekgolf boorde. Zoals gezegd, de C-boot heeft geen voordek en we kregen dus een massa water binnen. De schipper van de sloep heeft het niet eens gemerkt, die keek stug voor zich uit. Wat helpt is, naast vaart minderen, op ruime afstand voorbij of tegemoet lopen.
Voor roeiers geldt, net als voor ons, het BPR. Zij moeten dus stuurboordwal houden. Vooral wedstrijdboten die in het vroege voorjaar trainen voor de wedstrijden op de Amstel, houden zich daar lang niet altijd aan omdat ze de ideale wedstrijdlijn willen volgen. Maar dat betekent natuurlijk niet dat een motorboot die keurig stuurboord wal houdt, ze voorrang moet verlenen.
Zoals ongetwijfeld bekend is moet een motorboot een roeiboot die wel stuurboordwal houdt, wel voorrang verlenen. Dit geldt bijvoorbeeld ook als roei- en motorboot elkaar tegemoet komen bij een nauwe doorgang. Als het een zeilboot en een roeiboot betreft, moet overigens de roeiboot voorrang verlenen. Maar ach, het is op het water uiteindelijk een kwestie van geven en nemen, dat geldt ook voor roeiboten.
Maar hoe zit het nu met dat groeten? Als je naar een motorboot of zeilboot groetend je hand opsteekt wordt die groet hopelijk (een beetje afhankelijk van het vaargebied) op gelijke wijze beantwoord. Een roeier houdt echter beide handen stijf aan de riemen, al groet je nog zo vriendelijk. Een hoofdknikje of een gesproken groet kan er wel vanaf. Laat de roeier zijn riem toch los om je groet te beantwoorden, dan is het een heel onervaren roeier en slaat hij mogelijk bij wijze van groet om. Als de roeiboot gestuurd wordt, groet de stuurman of stuurvrouw natuurlijk wel gewoon.
Eilard Jacobs