Herinneringen aan Tom Blauw en zijn Groningse jol

Pag 7bGroningse jol

De laatste jaren van zijn leven was Tom Blauw steeds achter op het loodsterrein bezig. Bijna elke dag verdween hij onder een oranje zeil, zodat ik nieuwsgierig werd. Tot mijn verbazing knapte hij een oude jol op, maar gezien de toestand ervan had hij misschien beter een nieuwe kunnen bouwen. Zo niet Tom, die hield van echte scheepjes. Veel mensen op de haven versleten hem voor gek, en misschien moet je dat ook wel zijn, anders is het niet op te brengen.

Gestaag bouwde Tom verder aan zijn wrak. Eerst dacht hij een paar spanten te vervangen. Daartoe verzamelde hij hout van oude bankstellen en wat hij maar tegenkwam. Met eindeloos geduld maakte hij daarvan nieuwe spanten. Van het een kwam het ander en voor hij het wist had hij de meeste vervangen. Hij verzamelde informatie via internet, gesprekken en boeken over oude technieken. Soms dacht je dat het opschoot, maar daarna sloopte hij de boel weer. Dan ging hij maar weer een tijdje vissen.

Tom vertelde de leukste dingen over jollen en sloepen. “Sloep” kwam volgens hem van het Engelse “slope”, dat “slopen” zou betekenen. Vroeger werd er één sloep achter de boot gehangen en ging er een andere als bouwpakket mee in het ruim. Als de eerste kapot was of verloren raakte, zette de scheepstimmerman de andere in elkaar.

pag 7aMet touw gedoopt in pek werden de naden dichtgemaakt. Hiervoor had men een speciale beitel die een gleuf had op de kop, zodat men goed grip had op het touw. Men gebruikte taps toelopende vierkante spijkers die scheef in het hout geslagen werden. Daarna werden ze recht getikt, zodat de spijker er gekromd in zat. Die kreeg je niet meer los. IJzeren en koperen spijkers kun je niet door elkaar gebruiken, want door de galvanische werking zullen de ijzeren spijkers wegrotten.

Menig schip is daardoor na een paar jaar tijdens een storm uit elkaar gevallen en gezonken. Voor het onderwaterschip werd altijd hardhout gebruikt. Nieuw eiken zet ongeveer 2 cm per meter uit. Daarom mag je rustig een zaagsnede tussen de planken hebben. Doe je dat niet, dan komen er enorme krachten op de boot en drukt die zichzelf uit elkaar. Een andere truc is het te ruim opboren van schroefgaten. Dan kan de plank zich nog een beetje zetten. Omdat je er later een prop op slaat zie je het toch niet.

De oude schepen hadden altijd water in het ruim. Bij scheefgang liep het water tussen de naden van het nog droge hout naar binnen. Daarom moest men altijd hozen. Tegenwoordig heerst er een vloek op water in de boot en kit iedereen alles maar dicht. Het grootste gevaar vroeger was houtrot en paalworm. Daarom teerde men het hout.

Tom werkte maar door met het afvalhout, maar uiteindelijk heeft hij ook een paar planken gekòcht. Telkens speuren naar geschikt hout bij het grofvuil was toch wel erg tijdrovend.

Op een goede dag stond de jol met kiel en al achterin de loods prachtig geschilderd te wachten op de maiden trip, het eerste contact met het water. Tom zag uit naar de dag dat hij z'n kleinkind erin kon leren zeilen. We waren allemaal reuze benieuwd.

Willem Kooiman

Over ons

WSV 'De Watergeuzen' is opgericht in het jaar 1928. De vereniging beheert drie havens. De haven aan de Diemerzeedijk met het clubhuis en de winterstalling vormt het middelpunt van de vereniging. De twee andere havens zijn in Vinkeveen en in Durgerdam.

Search