Met de Nehalennia rond Ierland - Deel III

Van Cornwall naar de Ierse zuidkust.
Door Jaap van der Harst

01Visser aan het werk in Newlyn.

In de vorige Geus heb ik verteld dat ik na een mooie reis langs de Engelse zuidkust heb aangelegd in Newlyn, helemaal in het westen van Cornwall. Het plan was om vandaaruit het Bristol Channel over te steken naar Wales. Er werd echter een krachtige wind verwacht en het kon nog wel een week duren voordat die zover geluwd was dat ik veilig de oversteek kon maken.

Een echte jachthaven is er in Newlyn niet, het heeft een enorme vissershaven, de grootste van de Engelse zuidkust, met een stuk of tien plaatsen voor plezierjachten. In mijn jeugd ging ik vaak kijken bij de Vissershaven in Vlissingen als de garnalenkotters na een nacht op zee hun vangst losten, en ik voelde me hier dan ook veel meer thuis dan in een grote marina met luxe jachten.

Mijn buurman was een kreeftenvisser. Het was een vriendelijke, praatgrage man die me veel over het vissersleven heeft verteld. Hoewel het vissen zwaar werk was en hij bij iedere tocht gemiddeld 14 uur op zee vertoefde, gaf het hem veel voldoening, vooral vanwege de vrijheid. Zijn overgrootvader voer nog op de zeilen en was met vissen begonnen, maar hij was de laatste visser van zijn familie, want zijn zonen hadden een universitaire opleiding en zouden de visserstraditie niet voortzetten.

02Steegje in de oude vissersbuurt van Newlyn.

Ondanks het winderige weer heb ik me in Newlyn prima vermaakt. De eerste twee dagen motregende het en had ik mooi de tijd om aan mijn reisverslag te werken. Daarna volgde er een paar dagen met goed wandelweer. Op de eerste dag ben ik door de schilderachtige wirwar van sloppen en steegjes van de oude vissersbuurt gewandeld, een soort Marken op zijn Cornwalls, maar dan met uit ruwe natuursteen opgetrokken huizen. Daarna ben ik omhoog geklommen en heb ik een mooie wandeling gemaakt over het heuvelland rondom de stad. Het leuke van Groot-Brittannië is dat er overal vrij toegankelijke paadjes over de weilanden en langs de akkers lopen. Ze zijn meestal wel erg smal en vanwege de welige plantengroei ook nogal eens overwoekerd, zodat het soms niet makkelijk is om ze te volgen, maar ik ben niet voor niets padvinder geweest. De dag erna ben ik langs de kust naar Mousehole gewandeld, een schilderachtig oud vissersplaatsje met een getijdenhaven, de westelijkste haven langs de Engelse Kanaalkust. Het ontleent zijn naam aan een groot hol in de kliffen.

03Mousehole.

Tijdens mijn eerste wandeling passeerde ik een huis met een grasveldje waarop een grote zilvermeeuw rondliep. Tot mijn verbazing lag er een paar meter verderop een kat te soezen. Ik vond dit curieuze tafereeltje wel een plaatje waard, maar toen ik mijn camera op de beesten richtte, vluchtte de kat verschrikt weg terwijl de meeuw onverstoord bleef staan. Dat meeuwen hier bepaald niet bang zijn had ik ’s morgens bij het afruimen van de ontbijttafel al gemerkt. Toen ik me omdraaide om mijn bord en bestek naar binnen te brengen, hoorde ik achter me wat vallen. Op de tafel stond nog geen halve meter van me vandaan een jonge zilvermeeuw die het eierdopje omver had gestoten. Gelukkig had ik het brood al binnen gelegd, anders was het gegarandeerd weg geweest. ’s Avonds kwam het beest weer terug, nu om de aardappelschillen van de tafel te halen. Op de steiger probeerde hij ze op te eten, maar terwijl hij daarmee bezig was kwamen er ineens twee volwassen meeuwen aanzeilen die hem wegjoegen, wellicht zijn ouders die hem betere eetgewoonten trachtten bij te brengen. Dat het dezelfde meeuw was kon ik zien aan de enorme plastic ring die hij om zijn poot had. Helaas kon ik niet goed lezen wat erop stond, anders had ik wellicht op internet op kunnen zoeken waar het dier geringd was.

04Ongenode gast op de ontbijttafel.

Na vier dagen verwaaid liggen was het nog niet duidelijk wanneer ik zou kunnen vertrekken, want de vier weerberichten spraken elkaar nogal tegen. Dat had te maken met de ligging van een diep lagedrukgebied met zijn kern voor de westkust van Ierland. Daar stormde het en ik was dan op ook blij dat ik daar nog niet was. Ten oosten van het lagedrukgebied kwam een zwakke uitloper van een hogedrukgebied te liggen en bij de ingang van het Bristol Channel schuurden beide gebieden langs elkaar. Zou het lagedrukgebied een beetje naar het westen schuiven, dan had ik een vrij relaxte oversteek met relatief weinig wind en golfslag, maar zou het naar het oosten schuiven dan zou ik een zeer onrustige tocht tegemoet gaan. Twee weerberichten gingen uit van het eerste scenario, maar de andere twee van het laatste. De volgende morgen woei het in ieder geval weer stevig en in plaats van te zeilen heb ik weer een wandeling gemaakt, deze keer naar Penzance, de grootste plaats van de regio, een kilometer of vier ten oosten van Newlyn.

05Doorkijkje in Penzance.

Aanvankelijk zag het ernaar uit dat het de volgende dag rustig genoeg zou zijn om de oversteek te wagen, maar het weerbericht verwachtte toch een stevige wind. Die zou pal west zijn, wat betekende dat ik vrijwel het hele stuk lekker halve wind zou kunnen zeilen. De windkracht was echter ruim 4 begin 5 en dat zou een flinke golfslag opleveren, vooral bij Land’s End, de westkaap van Cornwall. Door de stroom en de weerkaatsing van de golven tegen de rotswanden kunnen daar metershoge steile golven staan. De dag erna zou de wind echter afzwakken en de dag daarop, wanneer ik ook nog op het water zat, werd het nog rustiger. Wel zou hij beide dagen in de noordhoek zitten, maar op de motor zou ik er gemakkelijk tegenin komen. Het zou dus helaas geen zeiltocht worden, maar ik kon onderweg wel rustig een kop koffie zetten of wat soep opwarmen.

06St. Michael’s Mount.

Mijn buurman de kreeftenvisser was ook van mening dat het beter was om pas overmorgen te vertrekken. Ik heb zijn wijze raad opgevolgd en in plaats van de lijnen los te gooien heb ik mijn fietsje uitgevouwen om een tochtje langs de Mount’s Bay te maken en een bezoekje te brengen aan St. Michael’s Mount, het tot kasteel omgebouwde voormalige klooster op een klein rotseilandje waar je bij laag water naartoe kunt lopen. Toen ik er aankwam en een toegangskaartje wilde kopen, bleek dat ook hier de vooruitgang had toegeslagen, want het eilandje was alleen toegankelijk als men vooraf digitaal had gereserveerd. Geen nood, ik had immers mijn iPhone bij me, maar ik werd telkens het boekingssysteem uitgegooid. Gelukkig liepen er een paar vrijwilligers rond van de National Trust, die het eilandje beheert, en die wilden mij graag helpen. Helaas vingen die ook bot en ik hoorde ze tegen elkaar zeggen: “Het systeem werkt weer eens niet”. De problemen waren dus niet te wijten aan mijn digitale onhandigheid. De mannen verontschuldigden zich en ik kon gewoon in de veersloep stappen. Na een kort maar leuk tochtje heb ik bij een paar zeer vriendelijke dames in de informatieshop gewoon ouderwets een toegangsbewijs gekocht.

07Toren en kapel van het kasteel op St. Michael’s Mount.

Helaas was de schitterende tuin niet toegankelijk en hetzelfde gold voor een aantal vertrekken van het kasteel. De adellijke familie die het al 350 bezit, woont er namelijk nog steeds en was dit weekend op het kasteel aanwezig. Desalniettemin viel er nog genoeg te bezichtigen en ik heb er een leuke zondagmiddag doorgebracht. Toen de sloep mij weer aan wal had gebracht heb ik nog een klein wandelingetje gemaakt over de heuvels langs de baai. Helemaal bovenop stond een ouderwetse vuurkorf die vroeger als vuurtoren werd gebruikt. Bij het terugfietsen was ik blij dat ik niet op het water zat. De wind was pal tegen en ik moest hard trappen. Vlak bij de haven was een nog helemaal in 19e-eeuwse staat verkerende pub die adverteerde met “famous crab soup”. Krab had ik weleens gegeten als mijn zoon of pleegzoon op een van eilandjes in het Grevelingenmeer krabben had gevangen, en het smaakt echt heerlijk, dus ik heb in de biertuin van de pub mijn verblijf in Cornwall afgesloten met een voortreffelijke krabbensoep.

08Kanaalkust bij de westkaap van de Mount’s Bay.

De volgende morgen woei het inderdaad een stuk minder en rond elven ben ik vertrokken. Ik had uitgerekend dat dat de beste tijd was om optimaal van de stroom te kunnen profiteren en alles verliep precies volgens de planning. De ebstroom duwde me mooi de baai uit en ik bleef hem in de rug houden totdat ik het eindpunt van Het Kanaal had bereikt en Land’s End passeerde. Daar kreeg ik de vloedstroom mee en zo werd ik hard naar het noorden geduwd. In Het Kanaal kon ik nog zeilen, maar toen ik het uitdraaide, kreeg ik de wind pal tegen. Ik heb de genua ingerold en met een gehesen grootzeil voor de stabiliteit heb ik de tocht op de motor voortgezet. 

09Het laatste stukje Kanaalkust.

Van de hele Kanaalkust is het laatste stuk het hoogst en hoewel ik dat nu voor de zesde keer passeerde was ik weer onder de indruk van de enorme, door wind en golven kaalgeslagen rotswanden met het zacht glooiende, kale grasland erboven. Op veel plaatsen zaten ter hoogte van de vloedlijn diepe holen en vlak voor de kust stonden op een aantal plekken grillige, scherp gepiekte rotsen. Vlak voor Land’s End moest ik daar tussendoor. Dat ging gelukkig probleemloos, maar ik moest wel goed een vissersbootje in de gaten houden dat bezig was met zijn kreeftenboeitjes. Een paar mijl verder voer dicht onder de kust een zeiljacht dat de andere kant uitging en dat had het heel wat moeilijker. De tegenstroom reduceerde zijn snelheid over de grond tot 1,5 knoop terwijl de mijne ruim 8 tot 9 knoop was. De sterke stroom zorgde ook voor een vervelende golfslag en die maakte vooral het eerste uur het varen op het Bristol Channel zeer onaangenaam. Maar het uitzicht vergoedde veel. Het was namelijk ongelooflijk helder en ik kon urenlang vrijwel de hele noordwestkust van Cornwall zien. De wat lagere delen verdwenen langzaam achter de horizon, maar de ruim 400 meter hoge heuvels op de grens van Cornwall en Devon bleven bijna tot zonsondergang zichtbaar.

10Rotseilandje even voorbij Land’s End.

Gaandeweg nam de stroom steeds meer af. Daardoor verminderde mijn snelheid, maar het voordeel was dat de zee steeds rustiger werd, ook omdat de wind steeds meer afnam. Op een gegeven draaide hij wat naar het westen en kon ik zowaar een paar uur hoog aan de wind zeilen. Tegen de avond viel hij echter helemaal weg en zag ik alleen nog fluweelzacht deinend water om me heen. Helaas was het lang niet zo zonnig als de dag ervoor, vrijwel de hele hemel was bedekt met wolkenvelden. Maar de wolken waren vrij dun en ertussen zaten flinke spleten waar de zon zo nu en dan even doorheen gluurde. Achter de buiskap was het goed toeven en totdat de zon onder ging had ik geen jas nodig.

11Kaap Cornwall, waar het Bristol Channel begint.

Het klinkt misschien gek, maar ik wist aanvankelijk nog niet precies waar deze oversteek zou eindigen. In het verleden was ik altijd vanuit Newlyn naar Wales gevaren om in Milford Haven te overnachten of voor anker te gaan in Dale Harbour, een baai vlak achter de monding van de Cleddau. Dat laatste wilde ik nu weer doen, want dan kon ik de volgende dag snel oversteken naar Ierland en hoefde ik niet eerst de rivier af te varen. Maar ik had uitgerekend dat ik al om 6 uur ’s morgens bij de baai zou aankomen en wat moest ik dan de rest van de dag doen? Nog naar bed gaan zou mijn slaapritme verstoren en voor het lezen van een boek zou ik vanwege de doorwaakte nacht waarschijnlijk te moe zijn. Eigenlijk kon ik veel beter direct doorvaren naar Ierland. Ik zou dan wel ruim 6 uur langer op het water zitten, maar ik hoefde geen extra oversteek van 10 tot 12 uur meer te maken en boekte zo een dag winst. Omdat de tocht gesmeerd verliep werd een directe oversteek naar Ierland steeds aantrekkelijker en ik ben daarom wat westelijker gaan varen dan tijdens mijn vorige oversteken. Mocht de tocht toch tegenvallen of mocht ik te moe zijn, dan kon ik nog altijd mijn koers naar Wales verleggen. 

12Zonsondergang op het Bristol Channel.

Om kwart voor tien zakte de zon achter de horizon en heel langzaam begon het te schemeren, maar de hemel bleef in het noordwesten zeker nog tot 12 uur blauw. Toen het al bijna donker was hoorde ik ineens naast de boot een golfslag die anders klonk dan die van mijn boeggolf. Ik vermoedde dat een groep dolfijnen mijn schip ontdekt had. Toen ik naast het schip keek zag ik inderdaad zo nu en dan wat vinnen en staarten, maar helaas was het net te donker om de beesten goed te kunnen zien en na een half uurtje verdwenen ze weer. Erg donker werd het niet, want rond twaalven kwam er een volle maan op. Helaas verdween hij een uur later achter de wolken, maar zo nu en dan was hij flauwtjes te zien en de toppen van de wolken werden door het maanlicht flink verlicht.

De nachtelijke uren heb ik hoofdzakelijk lezend doorgebracht, zo nu en dan onderbroken door het eten van een boterham of wat fruit, en ik moest ook goed de plotter in de gaten houden om te zien of er schepen in de buurt waren. Dat waren er dit keer heel wat meer dan tijdens de vijf vorige oversteken. Sinds de Brexit worden Europese goederen die bestemd zijn voor Ierland namelijk zoveel mogelijk direct vanaf het continent aangevoerd. Ik voer vlak naast de vaarroute en zag voortdurend schepen passeren. De schepen die naar het noorden voeren hadden vrijwel allemaal als bestemming een Ierse haven en de schepen die zuidwaarts koersten gingen grotendeels naar Cherbourg, Le Havre, Antwerpen of Rotterdam. De marifoon gaf soms ook wat afleiding. Toen er net een grote veerboot op weg naar Cherbourg was gepasseerd, hoorde ik een officier contact opnemen met de kustwacht. Bij een toilet was een passagier in bewusteloze toestand aangetroffen en het medisch geschoolde personeel aan boord was van oordeel dat hij zo snel mogelijk naar een ziekenhuis gebracht moest worden, bij voorkeur met een helikopter.

13De maan komt op.

Om Ierland te kunnen bereiken, moest ik natuurlijk op een gegeven moment de scheepvaartroute doorkruisen, maar het leek me het veiligst om dat pas te doen als het weer licht was. Dat duurde niet erg lang. Rond drie uur begon de noordoostelijke hemel al blauw te worden, anderhalf uur later was het volledig licht en even voor vijven verscheen de zon boven de horizon, Ik ben nu recht naar de zuidoostpunt van Ierland gekoerst, maar moest wel scherp in de gaten houden of er geen schepen aankwamen die op ramkoers lagen. Meestal ging het goed en voeren ze ruim voor of achter mij langs, maar twee keer heb ik zekerheidshalve mijn koers wat verlegd. Na een paar uur had ik de andere kant van de scheepvaartroute bereikt en werd het een stuk relaxter. De enige schepen waar ik nog op moest letten waren vissersschepen.

14Eén van de leden van het ontvangstcomité probeert de boot in de halen.

Het was nog steeds ongelooflijk helder, maar van de kust van Wales heb ik deze keer niets gezien. Die is in het zuidwesten vrij laag en lag achter de horizon, maar Ierland kwam snel in zicht. Toen ik nog in de Britse territoriale wateren voer, zag ik de piramidevormige toppen van de Wicklow Mountains al. Een paar uur later voer ik de Ierse territoriale wateren binnen en daar werd ik verwelkomd door een ontvangstcomité van zeker 20 dolfijnen. Het was een enorme drukte, ze zwommen allemaal met de boot mee en deden hun best om die telkens in te halen. Dat lukte schijnbaar moeiteloos. Zonder dat ik een vin of staart zag bewegen schoten ze met een enorme vaart langs de boot. Ik heb uiteraard geprobeerd om ze te fotograferen. Dat ging niet makkelijk, want als er weer een vin, rug of staart verscheen was ik meestal een fractie van een seconde te laat. Na een uurtje hadden ze er genoeg van en heb ik mijn boek weer ter hand genomen.

15Veilig aangemeerd in Kilmore Quay.

In Kilmore Quay was ik al vijf keer geweest en in de loop van de morgen zag ik de twee eilandjes vlak voor het plaatsje al liggen. Ik wist dat er bij  de eilandjes en voor de kust veel kreeftenboeitjes lagen en ik heb daarom al ruim daarvoor het schip in gereedheid gebracht voor het aanleggen. Tussen de eilandjes en de kust loopt een langgerekt rif. De twee boeien aan weerskanten van de doorgang zag ik al snel en even later werd ik er doorheen gesleurd. Een kleine honderd meter daarna werd het een stuk dieper en was een soort onderzeese waterval. Daarvoor was het water spiegelglad, maar erachter kolkte het. Om naar de haveningang te koersen moest ik er doorheen. Omdat het laagwater was vroeg ik me af of dat wel goed zou gaan. De zorgen bleken echter voorbarig, het schip slingerde wel even, maar ik had het al gauw onder controle en nauwkeurig de twee geleidebakens op één lijn houdend koerste ik recht naar de haveningang. Ik heb eerst de dieselpomp opgezocht, want ik had in de ruim 26 uur die ik had gevaren natuurlijk flink wat verstookt, in totaal 50 liter. Daarna heb ik de havenmeester opgezocht, die me hartelijk verwelkomde en een ligplaats toewees.

De haven was beveiligd door een hek dat alleen openging als je een bepaald nummer belde en dat had je ook nodig om toegang te krijgen tot de douches en toiletten. We hebben het in het havenkantoor even uitgeprobeerd. Aanvankelijk werkte het systeem niet, maar even later ontving de havenmeester op zijn computer het signaal dat ik met mijn telefoon in ieder geval toegang had tot het havenkantoor en het sanitair. Nu nog het hek. De havenmeester zou mij in de gaten houden en als het niet open ging moest ik contact opnemen. Helaas ging het niet open en de havenmeester kwam snel naar me toe. Na wat gemorrel aan een kastje en een paar minuten geduld werkte alles gelukkig wel. Een Ierse jachteigenaar die erbij stond en precies dezelfde problemen had gehad, zei lachend dat in Ierland wel vaker dingen niet werken en typeerde zijn landgenoten als “de Italianen van het noorden”: gezellige ouwehoeren met een laat-maar-waaienmentaliteit. Wellicht een wat sterke generalisatie, maar bij mijn eerste bezoek aan het land kreeg ik wat betreft dat laat-maar-waaien ook die indruk. In de gloednieuwe marina van Carlingford was de deur van het toilet zo kromgetrokken dat hij niet kon worden gesloten en in de doucheruimte was het haakje waar je je kleren aan kon hangen maar met één schroef vastgemaakt, zodat het kantelde als je er wat aan ophing en alles op de grond viel. Ik heb er wat over gezegd en de havenmeester zei dat er komende winter wat aan zou worden gedaan, maar een jaar later verkeerde alles nog in dezelfde staat. Zoiets zul je in Duitsland of Scandinavië niet meemaken.  

Op een Nederlandse overheidswebsite had ik gelezen dat je na een bezoek aan het Verenigd Koninkrijk na aankomst in een EU-land onmiddellijk contact op moest nemen met de douane. De laat-maar-waaienmentaliteit kwam nu goed van pas, want de havenmeester zei lachend dat dat totaal niet nodig was. Ik had dat wel verwacht en daarom niet de moeite genomen om, zoals bij mijn aankomst in Engeland, de gele Q-vlag te hijsen, het sein dat je schip ingeklaard moet worden door de douane. Wat er wel wapperde toen ik aanlegde was het Britse gastenvlaggetje. Net als bij mijn eerste oversteek naar Ierland kreeg ik daar van een Ierse buurman al  commentaar op terwijl ik nog niet eens mijn lijnen had vastgemaakt. Het laat-maar-waaien gold op dit punt dus niet, in dit geval ook letterlijk. Ruim 100 jaar na dato doen de Ieren hun uiterste best om te laten zien dat ze geen deel meer uitmaken van het Verenigd Koninkrijk. Hoewel nauwelijks 200.000 Ieren Iers spreken staat op alle richtingaanwijzers, informatieborden en straatnaambordjes de tekst in het Iers, met daaronder meestal in veel kleinere letters een Engelse vertaling, en afstanden worden niet aangegeven in mijlen maar in kilometers.

16Kilmore Quay.

De wasmachine en de droger werkten gelukkig wel prima en ik heb ’s middags een wasje gedraaid, Dat was hard nodig want in Newlyn waren geen wasmachines. Het zonnetje scheen, er stond wat wind en de was die niet in de droogtrommel mocht kon lekker drogen. Ondanks de doorwaakte nacht was ik totaal niet moe of slaperig, maar ik heb een paar uur eerder dan gewoonlijk mijn kooi opgezocht en na 11 uur diepe slaap werd ik verkwikt wakker. Voordat ik vertrok heb ik bij de goed gesorteerde watersportwinkel mijn lege gasfles verruild voor een volle en een vaargids voor de Ierse zuid- en westkust aangeschaft, en nadat ik ook nog wat proviand had ingeslagen kon mijn ‘rondje Ierland’ beginnen. Hoe dat is verlopen, kun je in de volgende Geuzen lezen.

Over ons

WSV 'De Watergeuzen' is opgericht in het jaar 1928. De vereniging beheert drie havens. De haven aan de Diemerzeedijk met het clubhuis en de winterstalling vormt het middelpunt van de vereniging. De twee andere havens zijn in Vinkeveen en in Durgerdam.

Search