Door Leo Wiegerink & Alfred Meyers
Hallo beste Watergeuzen,
Ik zal me even voorstellen, als nieuw lid van de vereniging en gebruiker van de haven met een voor mij nieuw scheepje, de Isabelle. Mijn naam is Okke Dillo, geboren en getogen in Amsterdam en de eerste tien jaar van mijn leven woonachtig op een woonboot. We lagen in de Herengracht toen alles nog krakkemikkig was en er rondom werd gekraakt.
Daarna woonden we in de buurt van het Haarlemmerplein. Mijn vader had voor ik werd geboren al een passie voor zeilen. Hij leefde zich uit op de Loosdrechtse Plassen. Die passie ging zover dat hij zelfs overwoog om scheepstekenaar te worden. Uiteindelijk koos hij na een jaar scheikunde toch voor de muziek. En zo groeide ik op tussen schepen en muziek en de botters.
Een botter in de haven van Hoorn in 1915.
Botters waren in die tijd voor mensen als mijn ouders “je-van-het”. Na eerst een aantal keren een botter gehuurd te hebben, kochten ze later de HK 22. Die heeft mijn vader verkocht na een spannende reis naar Urk. Ze voeren toen met een pittige wester, windkracht 6, voor de wind, en dat ging zo hard dat er voorin een plank naar binnen klapte. Om zinken te voorkomen, duwde mijn vader een matrasje in het gat en zo kon hij wonderwel doorvaren. De HK 22 ligt nu in Harderwijk te pronken als een glimmende bak oud goud.
Weer later deed zich voor mijn ouders de kans voor om een botter te delen met een aantal personen. Het was de EB 60. De eigenaar had er daarvoor gedurende tien jaar niet veel mee gedaan. Mijn ouders waren actiever en zo werd de EB 60 een deel van mijn jeugdjaren. De passie werd uitgeleefd door elk lang weekeinde, met Pasen en Pinksteren en op de zomerse dagen en goede herfstdagen vanuit Marken te gaan varen. Sijtje Boes (18951983) woonde toen nog aan de haven. Zij was een legendarische souvenirverkoopster op Marken.
Ja, dan moet je als kind wel mee, maar nog niet actief deelnemen. Ik had wel de gelegenheid om te zien hoe velen zeeziek werden. Dat was na een kinderfeestje met veel taart. Mijn eerste actie was het hijsen van de fok. Let wel, een geteerde fok en ook niet de lichtste! Langzamerhand mocht ik meer taken uitvoeren. Eerst mocht ik het grootzeil bedienen en uiteindelijk mocht ik in mijn eentje de zwaarden omhoog halen. Doe je dat met meerdere mensen, dan moet je zorgen dat ze niet buiten het gangboord aan de zwaarden gaan trekken. Het risico is dat je vingers dan tussen het hout en het touw knel komen te zitten. Wanneer de kluiverboom werd uitgestoken, kon je op de botter aan bakboord niet zo lekker zitten. De boom hing met een soms klapperende kluiver over het dek en stak meters uit de boot. Maar het meest opvallend was de aap. Die werd achter op het schip met een bezaanstutter uitgezet en ik dacht daarbij vaak: “Die flikkert zo om!”. Maar hij heeft toch zoveel kracht dat hij met stroom tegen of weinig wind net die extra duw geeft.
De EB 60 in volle glorie.
Tijdens het neerhalen van de zeilen konden wij als kind op Tarzanachtige wijze van het voordek tot achter op de giek 'springen'. Dat was wel het leukste van de turn en surfbeleving die ik met mijn oudere broer deelde. Toen ik nog klein was, was het vooral het IJsselmeer waar wij zeilden. De Waddenzee kwam pas in zicht toen ik ongeveer zes jaar was. We maakten vaartochten naar Lauwersoog, Terschelling, Ameland en Texel. Dat was altijd erg mooi zeilen natuurlijk. Het slapen en de beperkingen die eigen zijn aan een botter waren wel een ding. Er was geen douche, wel een zinken emmer met een dun randje voor de grote boodschap, die daarna overboord gekieperd moest worden. Bij een kleine boodschap werd ik door mijn vader aan m’n broekriem vastgehouden. Verder kon je als kind goed rondrennen op de botter. De kuip van de botter is diep genoeg en ook veilig wanneer er grote golven rondom razen. Het is ook een aparte belevenis om midden op zee wakker te worden zonder land om je heen te zien. De andere kant van het wadvaren is dat je soms bij gunstig tij in de nacht moet vertrekken. Dat is wel wat anders dan als stadsmens rustig in bed liggen.
Het lijkt allemaal zo rustig en relaxed, maar als we aan het eind van zo’n weekend of week weer teruggingen met de stoptrein uit bijvoorbeeld Enkhuizen, was ik vaak uitgeput en soms had ik vanwege het slapen in het vooronder carboleumvegen op mijn wangen, ook als dat niet pas in het carboleum was gezet. Wij kinderen moesten, hoe klein we ook waren, in die engte slapen.
Geschiedenis
Onze Botter, de EB 60, is een oudje. De naam was eerst Hoorn 1 (HN 1), bleek uit een verkoopacte uit 1935. Je zou dan kunnen zeggen: “Met zo’n uniek oud nummer en geschiedenis, doop ‘m weer om!” Maar dat bleek niet zo makkelijk. De HN 1 was namelijk de eerste botter die toegevoegd werd aan de Hoornse vissersvloot. Het nummer is waarschijnlijk door een familie aangekocht, want dat mag de botter nu niet meer dragen. Het is het bezit van de familie. Het is opmerkelijk dat er wel drie schepen, schouwtjes en kleinere schepen het kenteken HN 1 hebben. Er is zelfs een apart steigertje aan de kade voor een ijzeren vissersvletje HN 1. Het plan was om de botter dan maar de bijnaam Eenhoorn te geven.
Ons schip is, dacht ik, in 1947 gemotoriseerd. Er stond ons nog een verrassing te wachten na een jaarringonderzoek in 2022. Het bleek dat de kielbalk nog origineel is en gemaakt is van een boom waarvan de laatste jaarring uit 1852 stamt. De kielbalk heeft dus een geschiedenis. Het was in die tijd gewoonte om dit type schip met vers gekapte bomen te bouwen; dus gewoon direct bouwen, want geen tijd voor geneuzel. En dan, hup, varen met die schuit en vis op de plank. Precies zoals wij dat tegenwoordig ook graag zien: hup, snelle Wifi. Enfin, de man van het onderzoek wist niet goed hoe dat vroeger echt ging. Hij dacht: we tellen er maar 20 jaar bij op. Oeps, dat zou inhouden dat onze botter als bouwjaar 1872 heeft, terwijl de officieel oudste botter die nog vaart 1871 als bouwjaar heeft. (Kan best afgekochte corruptie zijn, nu ik erover denk..!) Zo zal je zien dat we net niet de oudste botter hebben; maar voor ons is hij natuurlijk wel de oudste. Als de boom in 1852 is omgehakt, betekent dat, dat de botter in 1853 te water is gegaan. Het geboortejaar van Vincent van Gogh. Nou ja, niet getreurd.
De EB 60 met de bezaan in gebruik.
Onderhoud en techniek
Een historische botter vraagt veel onderhoud en het kost wat om de boot varende te houden. Denk aan het beschermen van de houten romp en het breeuwen van de naden. Na de renovatie van de dekken was er niet genoeg tijd en geld om het werk af te maken. Het gevolg was dat de botter lang op de helling heeft gelegen. Het duurde daarom ook lang om al het hout, liggend in het havenwater, weer sluitend te krijgen. De botter kon na drie jaar weer varen.
Het dichten van de naden: het breeuwen.
De renovatie is nog niet afgerond. Er is werk aan de nieuwe mast, die nu plat aan boord ligt, en dan zijn er ook nog de zwaarden. Het hout ervoor is aanwezig, zoals ook de nieuwe zeilen die al jaren op de plank liggen, nog wit zelfs. Veel werk dus, maar we gaan eerst een jaartje zeilen en dan kun je die zeilen in een vat met cachou (drab van tropisch hardhout) tanen, waarbij een heerlijke geur vrijkomt. De geur van harpuis vind ik nog lekkerder. Daarmee smeren we de huid in na die te hebben afgekrabd. De harpuis maken we inmiddels zelf. Tegenwoordig gebruiken we ook een geheime Chinese variant die het hout toch wat fijner en steviger inpakt dan de oudHollandse harpuis. Dat is niet zo gek, omdat de Chinezen van oudsher ook zeevaarders waren, in ieder geval de Chinezen die aan de kust woonden.
Reiservaringen van nu
Het varen met de botter is een avontuur en een gedoe. Het begint al eerder, namelijk met het inkopen. “Wat voor wijn?” vraagt de vrouw achter de toonbank. "Gaan jullie zeilen?”. “Dan zou ik rosé nemen" zegt weer iemand anders. Als ik antwoord met een "Ja, met een botter", dan is de reactie "Oh, welke?" Toen ik de naam EB 60 noemde, was haar reactie: “Ah! Daar heb ik ooit nog op meegevaren!”. Ze was ruim in de 60. Ik heb haar naam in een bint gegraveerd. Overigens loopt het in de kajuit over van herinneringen. Door de vele liedjes en ervaringen is het schip verbonden met talloze herinneringen.
Een ander gedoe is dat je na het aan boord gaan wel eerst moet kijken waar het lekt. Dat is om in te schatten of je het gaat redden als je een vaart wilt beginnen. Dit maakt het leven met een botter intensief, sportief en spannend. En dan hebben we het nog niet over het oploeven, dat bij menig schip in de buurt de ogen doet uitpuilen, want zo hard werken om een paar graden omhoog te gaan?
Inmiddels hebben we vele jaren met de EB 60 gevaren met familie, kennissen, ouders en gezinnen en later met vrienden en passanten. Het is toch altijd een bijzondere reis met de botter. Met vele mensen vele uren en vele zeemijlen delen en dat zonder elektra en toilet, een klein kajuitje, hoge kosten en ook nog eens geen Wifi. Dan is het toch de zee die mij doet opleven. Zeker als we tijdens de nachtelijke tochten met éénpansgerechten en chili con carne tussen de lichtgevende algen en langs de tonnen varen. Maar het is ook zo dat het weer heerlijk is om thuis te komen. Dat zal zeker voor passanten opgaan als ze aan boord veel hebben meegemaakt. Wat ze nooit zullen vergeten, is zo’n nachtje plat op het wad en anders wel de huizenhoge golven in het Schuitengat waarbij ze doodsangsten uitstonden. Maar als ze eenmaal terug in de haven in het café deze ervaringen in volle glorie navertellen, wordt er wel geapplaudisseerd. Begrijpelijk, want wie met slecht weer nog laat het café in stapt na veel te verduren te hebben gehad of zo zeeziek is geworden dat je midden op het water wilt afstappen, krijgt veel begrip.
Er zijn ook leuke verhalen. Toen we eens vanuit Monnickendam naar Edam voeren, kwam er een vogeltje aan boord. Het pikte het net gedraaide shagje van een vriendin weg toen zij nog even de aansteker wilde pakken. Of een duif die tussen Pampus en het eiland Hooft aan boord 'viel' en gedurende 24 uur in de kuip bleef aansterken. Spannend werd het zeker nadat we in een mistbank terecht kwamen en het werd nog spannender toen De Nieuwe Liefde met z’n enkele razeil daaruit als een piratenschip opdook. Op het moment dat de ‘piraten’ voorbijkwamen, werden wij bekogeld en volgegooid met gedroogde worsten! Wellicht hadden ze een commerciële verhuur achter de rug met een veel te grote inkoop. Als Amsterdammer ben ik altijd enigszins huiverig in Volendam vanwege de slechte naam die Amsterdammers daar hebben. Maar als ik met de botter binnenvaar, krijg ik wel de mooiste plek, midden in de haven, vooraan. Een andere leuke ervaring is dat de botter in 2005 het bootfestijn Sail heeft geopend door samen met een andere platbodem en een marineschip door een vlaggenlijn te varen. Het was jammer dat ik voor de laatste Sail moest melden dat de botter nog op de helling in Enkhuizen lag.
Als kind ben ik weleens afgestapt op Terschelling bij een noodweer in het Schuitengat, waar metershoge golven het varen niet zo aangenaam maakten. Dan maar met de veerboot terug en ik was niet de enige. Dat was toen, maar nu, dertig jaar later, vaar ik zelf met enorme golven richting Hoorn. Ik had een neefje van tien bij mij en die zag zichzelf sterven. Dat herkende ik wel, maar nu, stevig op de benen, heb ik het geduld om te zeggen: “Ah joh, het komt wel goed, ‘t is effe buizen, maar het wordt steeds minder hoor!" Een andere keer stapten nog wat nichtjes aan boord die het geluk hadden dat zij niets van dit enge gedoe hoefden mee te maken. Mijn neefje zei wel: “Nou, het kan wel flink eh..!", maar de meisjes lieten zich niet bang maken, zij zagen een heel leuk oud houten schip met een klassieke stijl in zijn geboortehaven in het zonnetje liggen.
Laten we hopen dat ie ooit nog eens zeilt, dat zou heel wat zijn. Want nu ligt de botter, na vele jaren in de museumhaven in Enkhuizen, al een tijdje in de Levanthaven op het KNSMeiland. Als het schip echt weer vaart met mast en alles, ga ik zeker mijn best doen om hem eens naar de Watergeuzen te brengen en aan te meren. Dat dan de tranen over mijn wangen zullen stromen, meld ik alvast. Dan hoef ik dat straks niet uit te leggen.
Mijn wens is dat mijn dochter het varen met de botter zou willen leren. Want inmiddels heb ik bijna de leeftijd waar mijn vader niet overheen is gekomen, en die botter die blijft maar drijven. Als we erover praten, wil zij wel, maar ze heeft dan wel weer weinig tijd.
Nu het varen met de botter nog niet echt lukt, heb ik, om niet iedere keer met de lekkages bezig te zijn, samen met Esther Koch een polyesterbootje, die we van de sloop hebben gered. Ze heet Isabelle en over dit plastic bootje valt nog niet veel te vertellen. Hoewel, mogelijk later toch meer erover?
Met een vriendelijke groet,
Okke T. Dillo,
Voorzitter Stichting Botter EB 60